BLOG CULTUREEL ERFGOED

Hier lees je blogs over diverse erfgoed onderwerpen. 
Lees alle blogs, of klik rechts op een onderwerp met jouw specifieke interesse.

Bosscherveld deel I: industrieel erfgoed

Joes Minis
vrijdag 20 april 2018

Gisteren werd bekendgemaakt dat de oude schoorsteen van Radium Rubber aan de Cabergerweg wordt gerestaureerd. Waar je op oude foto’s van Maastricht overal schoorstenen boven de stad uit ziet  torenen, zijn ze nu bijna allemaal gesloopt. Vanuit historisch opzicht dus heel belangrijk dat deze schoorsteen blijft staan.

De Radium Rubberfabriek werd in 1919 opgericht als de Holland Rubberfabriek Radium, gevestigd aan de Lage Kanaaldijk in Sint-Pieter. In 1937 werd het bedrijf opgekocht door de Maastrichtse NV Bataafsche Rubberindustrie, die al aan de Cabergerweg zat. Beide bedrijven maakten vooral fietsbanden. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de fabriek de naam Bataafsche Rubberindustrie Radium.

Het kantoor van Radium Rubber met de schoorsteen erachter

Tot eind jaren negentig bleef de rubberfabriek in Maastricht. Ik herinner mij nog goed de geur die uit de schoorstenen kwam en half Maastricht hoofdpijn bezorgde. De fabriekshallen stonden daarna leeg tot de sloop in 2015, naar aanleiding van de omlegging van de Noorderbrug.

 

De Noorderbrug steekt nu dwars over het oude industrieterrein Bosscherveld, dat zo’n honderd jaar plaats bood aan verschillende ondernemers. Ten noorden van de nieuwe brug bevinden zich bedrijven, maar ten zuiden van de brug wordt het industrieel erfgoed bewaard.

De oude Cokesfabriek springt misschien wel het meest in het oog. In dit pand uit 1912 reden vroeger treinen met wagons vol steenkool naar binnen, waarna de steenkool werd verhit om lichtgas en cokes te maken. Het zeer karakteristieke gebouw is een van de oudste voorbeelden van “Het Nieuwe Bouwen”: bouwen zonder tierelantijntjes. Daarmee is de Cokesfabriek een uniek monument in Nederland en een voorloper van bijvoorbeeld Bauhaus.

De Cokesfabriek uit 1912

 

Het oude kantoor van de Radiumrubberfabriek is al enige tijd in gebruik door KunstFront, waarin verschillende kunstenaars een atelier hebben. We zien hier trouwens duidelijk de invloed van Het Nieuwe Bouwen: strakke lijnen en geen overbodig sierwerk.

Vanaf de Noorderbrug is de Gashouder goed te zien, een monument uit 1956 dat er nog het meest uitziet als een grote groene koektrommel. Het gebouw werd gebouwd om aan de groeiende vraag naar gas te voldoen: er kon wel vijftig miljoen liter gas in. Het gas was bedoeld voor de inwoners van Maastricht: om mee te koken en om mee te stoken.

Onder de gashouder ligt de kazemat van ravelijn A, een overblijfsel van de vestingwerken onder het Bosscherveld. Volgende week komen die vestingwerken (de Lage Fronten) aan bod, maar voor nu wil ik graag wijzen op een interessante evolutie. In dit ravelijn bevond zich vanaf 1900 het depotoir, een heel chique woord voor wat eigenlijk een mest- en afvalstortplaats was. Ook menselijke uitwerpselen werden hier bewaard. Boeren uit de buurt konden hier hun mest komen halen – en ze betaalden er flink voor. Tot 2003 was het depotoir in gebruik als depot voor slachtafval. Wat er in de toekomst met al dit erfgoed moet gebeuren is nog onduidelijk en zal voor heel wat hoofdpijn zorgen. Hopelijk minder hoofdpijn dan de lucht van “de rubber”.

 

Het depotoir in 1927

Meer weten over het industrieel verleden van Bosscherveld? Kom naar de bibliotheek en lees het boek Bosscherveld & Belvédère: industrieterrein en uitbreidingsgebied van Maastricht van A. van Rooij, S. Minis en W. Mes.

(aantal stemmen 2)

Van Omnibus naar Autobus

Joes Minis
vrijdag 6 april 2018

Sinds deze week is het niet meer mogelijk om in de Arriva-stadsbussen met contant geld te betalen; voortaan is pinnen de norm. Het einde van een tijdperk? Daarvoor lijkt me dit een te kleine verandering. Maar deze week kijken we wel naar het begin van het tijdperk, het begin van het openbaar vervoer in Maastricht.

De geschiedenis van het openbaar vervoer in de stad begint in  1884 met een Omnibus, een soort grote koets. Twee paarden trekken de koets dagelijks heen en weer tussen het station en de Boschstraat.

De Omnibus lijdt echter al na een kleine tien jaar verlies. Vanaf dan experimenteert men in Maastricht met allerlei ‘moderne’ vervoersmiddelen. Wat te denken van de gastram, die de Grote Gracht niet opkwam zonder dat de passagiers duwden? Of de elektrische tram, die zelfs niet heeft gereden? In 1903 kiest de gemeenteraad toch voor de “ouderwetse” paardentram. Van de twaalf paarden die waren aangekocht, waren er in 1914 nog zeven in dienst. Bij elkaar hadden de paarden toen zo’n 5.000 hoefijzers versleten op de Maastrichtse kinderkopjes.

In de Maastrichtse Kemikkenopera “De Kaptein vaan Köpenick”, van Fons Olterdissen uit 1907 komt het openbaar vervoer in Maastricht even ter sprake. Als de hoofdpersoon, Karel Voigt, de gemeentekas in handen heeft, weet hij niet hoe snel hij zich uit de voeten moet maken. Daarom wil hij zo vlug mogelijk naar het station, maar zo makkelijk is dat niet…

 

Tekst uit het programmaboekje van 1915, uit de collectie Limburgensia.

Een charabanc is een soort koets die in de tijd van Olterdissen al als ouderwets gold, maar die het in tegenstelling tot alle ‘nieuwerwetse’ uitvindingen het wel gewoon dééd.

Niet alleen de gemeente had trams rondrijden in Maastricht, de stad was ook een belangrijke eindbestemming voor drie Belgische tramlijnen naar Glons (in de provincie Luik), naar Maaseik en naar Montenaken. De Maastrichtenaren maakten graag gebruik van de trams, bijvoorbeeld om naar de Begraafplaats aan de Tongerseweg te gaan. Het knooppunt van deze drie lijnen lag op het Emmaplein, waar de tramhalte uit 1894 de reizigers nog steeds de weg naar Maaseik en naar Glons wijst. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 verdwenen de Belgische trams uit Maastricht.

(De Tramhalte uit 1894, tegenwoordig een tandartsenpraktijk)

In 1919 besloot de gemeenteraad om ook de stadstrams af te schaffen en richtte ze het Gemeente Autobussen Bedrijf Maastricht (GABM) op. Met een sprong voorwaarts werden de paardentrams vervangen door elektrische bussen – maar die werden vrijwel meteen weer afgedankt omdat ze amper vooruit kwamen. In 1921 schafte de GABM de eerste benzinebus aan: die aankoop bleek een schot in de roos. De bussen waren krachtig genoeg, snel genoeg en zuinig genoeg. Volgend jaar vieren we dus honderd jaar bussen in Maastricht. En als de tram naar Hasselt er zou komen in 2023? Dan heeft Maastricht na meer dan honderd jaar weer een tramverbinding met haar Belgische achterland.

Wil je meer weten over de geschiedenis van het openbaar vervoer in Maastricht? Leen uit onze bibliotheek het boek “Pak de bus” van Toon Jenniskens, of bezoek het mobiele museum van Stichting Stadsbus Museum Maastricht.


(aantal stemmen 15)

Barbara

Joes Minis
donderdag 29 maart 2018

Wie een tunnel graaft of in een mijn werkt, is zich altijd bewust van het gevaar dat het werk met zich meebrengt. De mijn of tunnel kan instorten of onderlopen met water, er kan gas vrijkomen en bij brand kun je geen kant op. Een beetje bovennatuurlijke hulp is dan altijd handig.

Terwijl ik dit schrijf, opent Koning Willem-Alexander de Groene Loper in Maastricht. Voor de tunnelbouwers is er in de kerk van Wittevrouwenveld een beeld van de Heilige Barbara. Zij is de beschermvrouwe van de mijnwerkers en de tunnelbouwers.

De Heilige Barbara

Voor Maastricht was Barbara eeuwenlang een heel belangrijke heilige: zij beschermde de stad tijdens een aanval. Je kunt Barbara altijd herkennen aan de toren die naast haar staat, en juist vanwege die toren werd ze de beschermster van de vestingwerken.

 

De Barbaratoren

Omdat Maastricht vroeger elke eeuw wel een keer of twee werd belegerd, was het heel belangrijk om de gemeentelijke archieven op een veilige plaats te bewaren. Nu bewaren we zulke belangrijke documenten onder de grond, maar in de Middeleeuwen wisten ze wie de archieven zou bewaken tegen katapulten en vuur: Barbara.

Daarom werden alle belangrijke documenten, waaronder de Alde Caerte, waarin de tweeherigheid van Maastricht was vastgelegd, opgeborgen in de Barbaratoren. Je zou misschien denken dat de Barbaratoren een verdedigingstoren was, maar dat is niet zo. De toren was (en is!) een toren van de Onze-Lieve-Vrouwe Kerk, aan de zuidoostelijke kant van de kerk.

De Barbaratoren

 

Ik vind het heel typisch voor de Middeleeuwen dat er geen veiligere plek werd gezocht voor de archieven: men geloofde rotsvast dat de Heilige Barbara zou waken over de documenten. In 1664 werd het archief verplaatst naar het Stadhuis.

 

Het Barbarawater

Maastricht heeft niet alleen een toren die is vernoemd naar Barbara, in de Onze-Lieve-Vrouwe Kerk ligt ook een deel van haar onderkaak. Die kaak stond centraal in een nogal luguber ‘medicijn’: wie flinke tandpijn had, kon zich wenden tot de Onze-Lieve-Vrouwe Kerk. Daar kon je water krijgen dat was gezegend met het kaakbeen van Barbara.

In 1651 schreef Maastrichtenaar Andreas Bouwens een boekje over allerlei wonders die te maken hadden met de heilige Barbara. Eén van die wonders was dat er zoveel mensen genazen dankzij het Barbarawater.

 

Het boek van Bouwens, uit de collectie Limburgensia in het Centre Céramique

In Modern Nederlands:

Hoofdstuk XXIV

In Maastricht, op de binnenkoer van de Onze-Lieve-Vrouwe Kerk is een put, waarvan ’t water wordt gezegend met een kaakbeen van de heilige Barbara, waarvan drinkende of gebruikende ontelbare mensen van de tandpijn genezen worden.

 

Barbara beschermde dus niet alleen de muren van de stad, ze beschermde ook haar inwoners. Geen wonder dat ze een populaire heilige was! Na 1800 werd het militair belang van Maastricht steeds kleiner, en was Barbara minder nodig. Toch kregen kinderen in Maastricht tot in de 20e eeuw geen snoepgoed met Sinterklaas, maar met Sinte Berb, op 4 december – maar ook die tijd ligt alweer achter ons. Met de bouw van de tunnel heeft Barbara gelukkig weer even in de belangstelling mogen staan.

(aantal stemmen 2)

Charles Roemers en de gemeenteraad

Joes Minis
vrijdag 16 maart 2018

Verkiezingen voor de deur! Hoe ging dat vroeger, stemmen op de gemeenteraad?  Een stuk ingewikkelder dan nu, in ieder geval. Lambert Jacobs heeft onderzoek gedaan naar Charles Roemers, een Maastrichtenaar die uiteindelijk in het Franse parlement terecht kwam en roerige tijden beleefde.

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen mag elke inwoner van Maastricht boven de achttien stemmen. Dat is niet altijd zo geweest: pas in 1917 werd besloten dat alle volwassen mannen in Nederland mochten stemmen. Vrouwen mochten stemmen vanaf 1919.


Dat iedereen boven de achttien mag stemmen noem je het algemeen kiesrecht. Vóór 1917 gold het censuskiesrecht, wat inhoudt dat alleen mensen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden mochten stemmen. Dat komt erop neer dat alleen rijke mannen mochten bepalen wie het land of de gemeente bestuurde. Denk in Maastricht bijvoorbeeld aan de familie Regout.


Hoeveel mensen waren dat? Even wat cijfertjes: in 1855 waren er in Maastricht 1.078 mensen die mochten stemmen. Ter vergelijking: Maastricht telde toen iets meer dan 20.000 inwoners (dus maar 5% mocht stemmen!). Denk niet dat die mensen ook allemaal bezig waren met de politiek. Tijdens verkiezingen brachten meestal maar zo’n 500 mensen hun stem uit, maar er waren ook verkiezingen dat er nog geen 200 mensen stemden!


Als je dan rijk genoeg was om te stemmen, kreeg je voor de verkiezingen een blanco vel papier in je brievenbus. Dat was dan je ‘stempas’. Op dat velletje schreef je op wie je wilde stemmen. Omdat er maar zo weinig mensen mochten stemmen, mocht je vijf namen op dat velletje schrijven. Vijf, want er stemden maar zo weinig mensen dat als ieder maar op één iemand stemde, de raad niet gevuld raakte.

Oh ja: er werd natuurlijk flink gefraudeerd met die velletjes. In 1852 beschuldigde raadslid Pijls zijn collega Coenegracht van fraude. Coenegracht noemde Pijls een leugenaar, waarna Pijls hem uitdaagde voor een duel. Het waren duidelijk heel andere tijden dan nu!

Het is moeilijk voor te stellen, maar vóór 1851 was het nog ingewikkelder. Het is die periode waar Lambert Jacobs onderzoek naar heeft gedaan. Voor dat onderzoek was hij veel te vinden in het Centre Céramique: we hebben talloze pamfletten, kranten en juridische teksten uit die periode in onze kluis waar de heer Jacobs gebruik van heeft kunnen maken.

Uit de collectie Limburgensia


Zijn onderzoek spitste zich toe op één Maastrichts raadslid, Charles Roemers (1748–1838). Roemers was advocaat in Maastricht en bekleedde daarnaast een aantal nevenfuncties. In 1794 kreeg hij een belangrijke functie in het net veroverde Franse departement Nedermaas. In 1797 werd hij verkozen om zitting te nemen in het Franse Parlement. Als vertegenwoordiger van het Departement maakte hij zich sterk voor verbeteringen in de infrastructuur, zoals de aanleg van de weg tussen Maastricht en Tongeren. Na de Franse tijd probeerde hij in het Nederlandse parlement te komen, maar dat lukte hem niet.


In 1821 werd hij in Maastricht gekozen als gemeenteraadslid, maar niet geïnstalleerd: de koning had ruzie gehad met de Maastrichtse gemeenteraad en weigerde nieuwe raadsleden te benoemen. De verkiezingen van gemeenteraad werden tot 1851 per gemeente anders geregeld. In de ene stad werden raadsleden voor het leven benoemd, in de andere moest je na drie jaar verplicht aftreden. In Maastricht trad om de drie jaar een derde van raad af. Het hele systeem was verwarrend: om verkiesbaar te zijn moest je aan allerlei voorwaarden voldoen, en de belangrijkste voorwaarde was bevriend te zijn met de rest van de raad.

 

De dissertatie van Lambert Jacobs

Meer weten over Charles Roemers? De dissertatie van Dr. Lambert Jacobs staat sinds vandaag in onze rekken:
Jacobs, L., Grenzen verlegd: Charles Roemers (1748–1838) een Maaslands regent in roerige tijden, 2018.

Ander materiaal:

Blok, L., Stemmen en kiezen: Het kiesstelsel in Nederland in de periode 1814–1850, 1987.
Schaapveld, K., Bestuur en bestuurders in Nedermaas, 1794–1814, 2017.

Ook de pamfletten, kranten en andere werken die Jacobs raadpleegde kunt u in het Centre Céramique zelf bekijken. Op de vierde etage (Geschiedenis en Limburgensia) helpen wij u graag verder.

(aantal stemmen 1)

Internationale Vrouwendag: Elisabeth Gruyters

Joes Minis
donderdag 8 maart 2018

Ze heeft een straat in de Maastrichtse wijk Annadal, maar verder is ze niet heel bekend: Elisabeth Gruyters. Toch was ze belangrijk voor Maastricht: ze stichtte het Klooster Onder De Bogen – al werd ze door bijna iedereen tegengewerkt. Omdat het Internationale Vrouwendag is, zetten we haar in het zonnetje. Ze was eigenlijk een soort proto-feministe, die niet serieus genomen werd door de mannen in haar omgeving, maar die haar droom wilde verwezenlijken en daar keihard voor vocht.

Maastricht is in de loop der eeuwen vaak veroverd door vreemde machten: Fransen, Spanjaarden, Duitsers en zelfs Hollanders. Meestal veranderde er niet zo veel, maar toen de Fransen in 1795 de stad innamen, waren de gevolgen heel groot.


Frankrijk was in 1795 helemaal in de ban van de Franse Revolutie: alles moest anders. Alle oude middeleeuwse instellingen moesten weg en er moesten nieuwe, betere instellingen komen. Overal waar de Fransen kwamen, hieven ze de gildes op en sloten ze de kerken en kloosters. Vooral de kloosters vervulden vaak een belangrijke rol in de stad: wie ziek werd, kon aankloppen bij het klooster van bijvoorbeeld de Capucijnen, de Cellebroeders of de Grauwzusters. De Fransen maakten van de ziekenzorg een overheidszaak: voortaan hield de staat zich bezig met de zieken.


Toen de Fransen in 1815 waren verjaagd, nam de Nederlandse overheid de ziekenzorg op zich, maar de groeiende stad Maastricht had al snel meer zieken dan ze aankon.


Elisabeth Gruyters was 32 toen ze naar Maastricht verhuisde om als dienstmeid te werken. Al snel besteedde ze elk vrij uur dat ze had in het Burgerlijk Zieken- en Gebrekkigenhuis Calvariënberg, om daar “met die armen zieken de rozenkrans te bidden”. In 1836 besloot ze om de rest van haar leven te wijden aan het verzorgen van zieken.


Elisabeth had een droom: een plaats oprichten waar ze zieken kon verzorgen en onderwijs kon bieden. In Maastricht was op dat moment nog iemand met een droom: de deken van Maastricht, Paulus van Baer, wilde in Maastricht weer een klooster oprichten. Elisabeth zag haar kans schoon en overtuigde Van Baer ervan dat het nieuwe klooster gericht moest zijn op het helpen van de zieken. Voor een eenvoudige vrouw als Elisabeth was het in die tijd zeker niet vanzelfsprekend om zomaar een brief naar de deken te schrijven, maar toch deed ze het.

 

Het maakte Elisabeth niet uit wat voor soort klooster er kwam, als er maar iets gedaan kon worden voor de zieken. Van Baer huurde in november 1836 een huis in de Lenculenstraat en verkondigde dat er een klooster voor de Zusters van de Liefde zou worden geopend. Elisabeth werd er niet in betrokken; “alsof de zaak mij in ’t geheel niet aanging”, schreef ze in haar memoires. Hoewel ze teleurgesteld was dat Van Baer haar idee had gestolen, besloot ze toch om in te treden in het klooster. Wéér werd ze tegengewerkt: de kapelaan van de St. Matthiaskerk vond dat ze te oud, te arm en te dom was om het klooster in te gaan. Maar Elisabeth liet zich niet uit het veld slaan: na acht dagen klopte ze aan bij de deken Van Baer. De deken was helemaal niet blij met haar bezoek, maar zij sprak net zo lang op hem in tot hij overtuigd was van haar gedrevenheid en kunde. Elisabeth Gruyters werd de eerste Liefdezuster van Maastricht.

Portret van Elisabeth Gruyters


Het duurde een paar maanden voordat er een tweede zuster werd aangenomen. Na een half jaar waren er maar drie zusters in het klooster. Toch liet Elisabeth geen moment de moed zakken. Dankzij haar tomeloze inzet groeide het klooster en werd het klooster uiteindelijk verplaatst “Onder de bogen”.

Elisabeth Gruyters heeft zich een groot deel van haar leven ingezet om de Maastrichtse zieken te verzorgen. Hoewel ze veel tegenslag heeft gehad, kon ze uiteindelijk toch haar droom verwezenlijken.

(aantal stemmen 5)

Maastricht Antiquarian Book & Print fair

Joes Minis
donderdag 1 maart 2018

Van vrijdag 9 tot en met zondag 11 maart vindt de Maastricht Antiquarian Book & Print fair (MABP) plaats. Het Centre Céramique, Het Regionaal Historisch Centrum Limburg en de Universiteitsbibliotheek Maastricht presenteren gezamenlijk een deel van hun collectie oude atlassen op de expo: De wereld in kaart gebracht, We geven vast een voorproefje, met vijf leuke weetjes over kaarten:

Het drukken van een kaart was vroeger een ingewikkeld proces: eerst moest de kaart getekend worden, daarna werd de tekening met een smalle metalen stift gegraveerd in een koperen plaat. De tekst die op de kaarten staat, werd meestal ook met de hand (en in spiegelbeeld!) in het koper gesneden. In de smalle groeves liet de drukker inkt lopen, waarna de koperen plaat via een drukpers op het papier werd gedrukt. Daarna moest de tekening nog met de hand worden ingekleurd – behalve het drukken was dus alles handwerk. Geen wonder dat oude atlassen zo zeldzaam zijn!

Eén van de eerste kaartenmakers was de Griek Ptolemaeus, uit de tweede eeuw na Christus. Zijn belangrijkste werk raakte door de eeuwen heen in de vergetelheid, maar werd in 1409 teruggevonden in Italië en zorgde voor een opleving in het maken van kaarten. Ptolemaeus dacht dat de aarde een stuk kleiner was dan ze in werkelijkheid is, en veel cartografen uit de 15e eeuw geloofden hem. Daarom dacht Christoffel Columbus ook dat hij Azië had bereikt toen hij in 1492 Amerika ontdekte! In de MABP liggen kaarten uit de 16e eeuw waarop de methode van Ptolemaeus is gebruikt, maar waarop Amerika al te zien is: de theorie ingehaald door de praktijk.

Laat de Leeuw niet in z’n hempie staan! Wat is dat toch met Nederlanders en leeuwen? Het dier kwam nooit voor in onze streken, maar toch hadden het oude Vlaanderen, Brabant, Gelre, Limburg, Holland, Zeeland, Henegouwen en Luxemburg elk een leeuw in het wapen. In 1584 koos de Republiek der Verenigde Nederlanden óók weer voor een leeuw als wapen. Het huidige Limburgse wapen heeft zelfs vier leeuwen! Kan het anders? Ja! Aan het eind van de zestiende eeuw ontdekte men dat je een kaart van de Nederlanden (de huidige Benelux) met een beetje moeite op een leeuw kon laten lijken: de Leo Belgicus. In de MABP ligt dit jaar een kaart met Leo Belgicus uit 1617.

De Leo Belgicus

Voor ontdekkingsreizigers en zeevaarders was het belangrijk dat ze wisten waar ze precies waren, zodat ze hun koers konden uitzetten. Daarvoor gebruikten ze kompassen en kaarten. Omdat de aarde (bijna) bolvormig is, is het erg lastig haar weer te geven op een kaart, maar daar vond de Vlaamse cartograaf Mercator een oplossing voor. Door de kaart naar de polen toe steeds een beetje uit te rekken, zorgde hij ervoor dat een rechte lijn op de kaart overeenkwam met de koers van een kompas. De Mercatorprojectie zorgde dus niet zozeer voor een waarheidsgetrouwe kaart, maar wel voor een heel handige kaart.

De Vrede van Münster in 1648 betekende het einde van de Dertigjarige én van de Tachtigjarige Oorlog. Veel steden in Europa waren door al het geweld en de daaropvolgende wederopbouw enorm veranderd. Dankzij het werk van Frans Hogenberg en Georg Braun uit 1572 weten we echter hoe de steden er voor die tijd uitzagen. Hun kaarten van verschillende steden tonen de oude situatie en zijn voor moderne historici een belangrijke bron van informatie. In de MABP ligt een kaart van Hogenberg en Braun van Maastricht uit 1581. Ziet u de verschillen met nu?

Maastricht 1581

 

Wat: Maastricht Antiquarian Book & Print fair 2018

Waar: St. Janskerk, Vrijthof 24 Maastricht

Wanneer: 9–11 maart 2018

Meer weten? Ga naar http://www.mabp.eu/

Zelf de atlassen uit het Centre Céramique bekijken? We hebben 425 atlassen in onze collectie! Klik daarvoor hier: Collectie Atlassen

(aantal stemmen 100)

Meest recente berichten

Archief

Van Omnibus naar Autobus vrijdag 6 april 2018
Barbara donderdag 29 maart 2018
Attis dinsdag 27 juni 2017
El Dorado [Nederlands] dinsdag 27 juni 2017
El Dorado [English] dinsdag 27 juni 2017